Aangetrokken door de verhalen van György Konrád reist Lieve Joris in de zomer van 1989 naar Boedapest, aan de vooravond van de herbegrafenis van Imre Nagy, de leider van de opstand van 1956. Als ze op het winderige Heldenplein staat te midden van een volk dat huilt om zijn verleden, vermoedt ze nog niet hoezeer het lot van de Hongaren haar de daaropvolgende maanden in de greep zal houden. Terwijl het communistische rijk in zijn voegen kraakt, ontdekt Lieve Joris hoe diep het systeem heeft ingegrepen in het persoonlijke leven van mensen, hoe onontkoombaar de trauma’s zijn die in deze tijd van herwonnen vrijheid opwellen.
Bekroond met de Henriëtte Roland Holst-prijs 1993.