“Ik moest de afgelopen weken vanwege de gebeurtenissen in Tunesië, Egypte en Libië vaak denken aan mijn tijd in Syrië, al blijft het daar verdacht stil. De dilemma’s van de Arabieren die ik in De poorten van Damascus beschrijf, zijn in al die jaren niet veranderd. Tété, de moeder van Hala, die in het boek zo’n dominante rol speelt, is net overleden, waardoor ik meer contact heb met Hala en haar dochter Asma dan anders. Vooral Asma, die erg op haar grootmoeder gesteld was, is aangedaan. ‘Ik mis haar, ik denk dat ik haar altijd zal missen,’ schreef ze me. En: ‘Ik weet niet wat ik voel, soms voel ik niets, alsof ik over mijn verdriet zou willen heenspringen.’ Als ik Wilders hoor zeggen dat al dat gewoel in de Arabische wereld alleen maar zal leiden tot meer islam, moet ik denken aan Asma en haar vrienden. Zij houden van vrijheid, net zoveel als wij. Asma werkt in Dubai voor de tv en vliegt in het weekend naar Libanon omdat ze daar liever uitgaat. Zij maakt deel uit van een generatie die niet terugwil naar vroeger, integendeel.”